De wet van 8 december 2013
De volgende tekst is ontleend aan de wetgeving en informatie van de website van de Sociale Zekerheid.
Wat de wet zegt
Vanaf 1 april 2014 treedt de wet van 8 december 2013 Nieuw venster in werking. Die wet verplicht de registratie van mensen die werken in onroerende staat uitvoeren op bepaalde werkplaatsen.
De aanwezigheidsregistratie is verplicht voor werkplaatsen waar werken worden uitgevoerd waarvan het totale bedrag exclusief BTW gelijk is aan of hoger is dan 500 000 euro. Het gaat hier om contracten gesloten door aannemers met een en dezelfde opdrachtgever.
Voor werken die begroot worden op een bedrag onder 500 000 euro is dus geen aanwezigheidsregistratie nodig. Voegt u een nieuw contract toe en overstijgen de totale kosten van de werken nu de limiet van 500 000 euro? Dan is registratie vanaf dat moment verplicht.
Werken in onroerende staat
Werken in onroerende staat zijn alle werken uitgevoerd op een onroerend goed of een deel van een onroerend goed:
- Bouwen
- Verbouwen
- Afwerken
- Inrichten
- Herstellen
- Onderhouden
- Schoonmaken
- Afbreken
Checkinatwork
Checkinatwork is de dienst waarmee u mensen registreert die werken in onroerende staat uitvoeren op een werkplaats. Wanneer u iemand registreert via Checkinatwork, worden de volgende gegevens samengebracht:
- Werkgever
- Werknemer
- Plaats
- Tijd
Snel en eenvoudig
Het bijzondere van Checkinatwork is dat het verschillende gegevensdatabanken van de sociale zekerheid verbindt. Dat maakt de registratie snel en gemakkelijk. U heeft geen opzoekwerk: Checkinatwork haalt gegevens uit uw andere aangiften om de aanwezigheidsregistratie in te vullen.
Werknemersgegevens worden opgehaald uit het Personeelsbestand of Limosa.
Werknummer en adres komen uit de Aangifte van werken.
Werkdagen komen uit de Dimona-aangifte.
Checkinatwork bundelt bovendien verschillende kanalen die als registratiemiddel dienen. In overleg met de betrokken partijen kiest u het kanaal dat u het best past. Het is ook mogelijk om af te wisselen tussen kanalen. De aangevende aannemer is verantwoordelijk, maar de praktische organisatie kan contractueel vastgelegd worden.
Wie moet Checkinatwork gebruiken?
De wet bepaalt dat iedereen die werken in onroerende staat uitvoert op een werkplaats, geregistreerd moet zijn. De verantwoordelijkheid voor de registratie ligt zowel bij de persoon die iemand uitstuurt om te werken (werkgever, aannemer), als bij de persoon die het werk doet (werknemer, zelfstandige). Beide partijen moeten elkaar eraan herinneren dat er geregistreerd moet worden. Ze spreken onderling af wie de registratie doet.
Werkgevers
Als werkgever of aannemer moet u ervoor zorgen dat uw werknemers of onderaannemers geregistreerd zijn. U kunt die registratie zelf doen, of duidelijk afspreken met de werknemer of onderaannemer dat die zichzelf registreert.
Als u de werknemer of onderaannemer vraagt om de registratie zelf te doen, moet u een registratiemiddel ter beschikking stellen.
Uw werknemer of onderaannemer kan de registratie controleren in Checkinatwork.
Werknemers
Als werknemer moet u zich ervan verzekeren dat uw aanwezigheid op de werkplaats geregistreerd is. Als dat zo afgesproken is met de werkgever, moet u zichzelf registreren.
Werknemers hebben toegang tot de onlinedienst Checkinatwork. Daar kunt u de registratie door uw werkgever consulteren en nakijken.
Zelfstandigen
Bent u een zelfstandige en voert u als onderaannemer werken in onroerende staat uit? Ook u moet in dat geval geregistreerd zijn. De regels die gelden voor werknemers gelden in dit geval ook voor u.
U spreekt met uw medecontractant af wie de registratie doet. U kunt zichzelf registreren, of de registratie door uw medecontractant nakijken in de onlinedienst Checkinatwork.
De wet
HOOFDSTUK 1. – Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. – Wijziging van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
Art. 2. In artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt :
” 1° werken :
a) de werkzaamheden die zijn vermeld in artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde;
b) bovendien, voor de toepassing van de §§ 7 tot 9, de andere werken die het voorwerp moeten zijn van een voorafgaande aangifte met het oog op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers krachtens de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;”;
2° in paragraaf 7, wordt het vijfde lid vervangen als volgt :
“Voor de toepassing van deze paragraaf, wordt met de aannemer gelijkgesteld :
a) iedere aannemer die zijn eigen opdrachtgever is, dat wil zeggen de in § 1, 1°, a) bedoelde werken zelf uitvoert of laat uitvoeren voor eigen rekening om daarna dat onroerend goed geheel of gedeeltelijk te vervreemden;
b) iedere aannemer die de in § 1, 1°, a), bedoelde werken voor eigen rekening uitvoert;
c) voor de werken bedoeld in § 1, 1°, b), de persoon die een voorafgaande aangifte moet doen met het oog op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers krachtens voormelde wet van 4 augustus 1996.”;
3° paragraaf 9 wordt vervangen als volgt :
” § 9. De Koning kan de toepassing van de §§ 7 en 8 beperken tot de werken waarvan het totaal bedrag hoger is dan een door Hem te bepalen bedrag en waarvoor geen beroep is gedaan op een onderaannemer.
De Koning kan eveneens de toepassing van de §§ 7 en 8 beperken tot de werken waarvan het totaal bedrag hoger is dan een door Hem te bepalen bedrag en waarvoor er beroep is gedaan op één enkele onderaannemer.
De beperkingen bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de werken bedoeld in § 1, 1°, b), die het voorwerp moeten zijn van een voorafgaande aangifte met het oog op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers krachtens voormelde wet van 4 augustus 1996.
De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden de som die verschuldigd is ingevolge § 8 kan worden verminderd of vrijstelling van betaling kan worden verleend”.
HOOFDSTUK 3. – Wijziging van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk
Art. 3. In hoofdstuk IIbis van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, ingevoegd bij de wet 27 december 2004, wordt een artikel 6ter ingevoegd luidende :
“Art. 6ter. De werken bedoeld in artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders vormen het voorwerp van een voorafgaande aangifte bij de daartoe door de Koning aangeduide overheid.
Deze aangifte gebeurt overeenkomstig de bepalingen van artikel 30bis van voormelde wet van 27 juni 1969 en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De Koning kan eveneens bepalen in welke gevallen de aangifte met het oog op de veiligheid en gezondheid van de werknemers vereist is.”.
Art. 4. In artikel 21 van dezelfde wet wordt de bepaling onder 2° opgeheven.
Art. 5. In artikel 23 van dezelfde wet wordt de bepaling onder 3°, gewijzigd bij de wet van 9 maart 2005, opgeheven.
Art. 6. In hoofdstuk V van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 mei 2009, wordt, na artikel 31, een afdeling 4 ingevoegd, luidende :
” Afdeling 4. Aanwezigheidsregistratiesysteem “.
Art. 7. In hoofdstuk V, afdeling 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 6, wordt een artikel 31bis ingevoegd, luidende :
” Art. 31bis. § 1. Deze afdeling is van toepassing op :
1° de werkgevers bedoeld in artikel 2, § 1, en de daarmee gelijkgestelde personen die in de hoedanigheid van aannemer of onderaannemer activiteiten verrichten tijdens de uitvoering van de verwezenlijking van het bouwwerk;
2° de werknemers en de daarmee gelijkgestelde personen bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, die opdrachten uitvoeren voor de in 1° bedoelde werkgevers;
3° de zelfstandigen die in de hoedanigheid van aannemer of onderaannemer activiteiten verrichten tijdens de uitvoering van de verwezenlijking van het bouwwerk;
4° de bouwdirectie belast met het ontwerp, zoals gedefinieerd in artikel 3, § 1, 8° ;
5° de bouwdirectie belast met de uitvoering, zoals gedefinieerd in artikel 3, § 1, 9° ;
6° de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, zoals gedefinieerd in artikel 3, § 1, 10° ;
7° de coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk, zoals gedefinieerd in artikel 3, § 1, 12° ;
8° de coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk, zoals gedefinieerd in artikel 3, § 1, 13°.
De aannemer die de aangifte moet doen met toepassing van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt, voor de toepassing van deze afdeling, gelijkgesteld met de bouwdirectie belast met de uitvoering.
§ 2. Deze afdeling is van toepassing op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waar werken worden uitgevoerd waarvan het totale bedrag exclusief btw gelijk is aan of hoger is dan 800.000 euro.
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder tijdelijke of mobiele bouwplaats verstaan : elke plaats waar de werken bedoeld in artikel 30bis, § 1, 1°, a) van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders worden uitgevoerd.
De Koning kan het bedrag bedoeld in het eerste lid wijzigen.”.
Art. 8. In dezelfde afdeling 4, wordt een artikel 31ter ingevoegd, luidende :
“Art. 31ter. § 1. Voor elke tijdelijke of mobiele bouwplaats wordt de aanwezigheid van elke natuurlijke persoon, zoals bepaald in artikel 31bis, § 1, eerste lid, geregistreerd :
1° door middel van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem, hierna het registratiesysteem genoemd, of;
2° door een andere automatische registratiewijze te gebruiken of ter beschikking te stellen van hun onderaannemers, indien dit apparaat gelijkwaardige waarborgen biedt als het registratiesysteem bedoeld in 1° en het bewijs geleverd wordt dat de personen die zich aanbieden op de tijdelijke of mobiele bouwplaats daadwerkelijk worden geregistreerd.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de gelijkwaardige waarborgen waaraan de in het eerste lid, 2° bedoelde registratie ten minste moet beantwoorden.
Het registratiesysteem, bedoeld in het eerste lid, 1°, omvat :
1° een gegevensbank : de gegevensbank beheerd door de overheid die bepaalde gegevens verzamelt met het oog op de controle en de exploitatie van deze gegevens;
2° een registratieapparaat : het apparaat waarin de gegevens kunnen geregistreerd worden en dat toelaat om deze gegevens door te zenden naar de gegevensbank of een systeem dat toelaat om de voormelde gegevens te registreren en door te zenden naar de gegevensbank;
3° een registratiemiddel : het middel dat elke natuurlijke persoon moet gebruiken om zijn identiteit te bewijzen bij de registratie.
§ 2. Het registratiesysteem bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, en de registratiewijze, bedoeld in § 1, eerste lid, 2°, geeft de volgende gegevens weer :
1° de identificatiegegevens van de natuurlijke persoon;
2° al naargelang het geval, het adres of de geografische omschrijving van de ligging van de tijdelijke of mobiele bouwplaats;
3° de hoedanigheid waarin een natuurlijke persoon prestaties verricht op de tijdelijke of mobiele bouwplaats;
4° de identificatiegegevens van de werkgever, wanneer de natuurlijke persoon een werknemer is;
5° wanneer de natuurlijke persoon een zelfstandige is, de identificatiegegevens van de natuurlijke persoon of rechtspersoon in wiens opdracht een werk wordt uitgevoerd;
6° het tijdstip van de registratie.
De gegevens bedoeld in dit artikel zijn sociale gegevens van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 6°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
De gegevens worden doorgestuurd naar een gegevensbank die bijgehouden wordt door de door de Koning aangeduide overheid.
De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg is de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens als bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Het registratiesysteem waarborgt dat de gegevens niet meer onmerkbaar gewijzigd kunnen worden na het doorsturen ervan en dat hun integriteit gehandhaafd wordt.
§ 3. Na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels waaraan het registratiesysteem moet beantwoorden inzonderheid :
1° de eigenschappen van het systeem;
2° de nadere regels betreffende het bijhouden van het systeem;
3° de inlichtingen die het systeem moet bevatten betreffende de op te nemen gegevens;
4° de nadere regels voor het doorsturen van de gegevens, inzonderheid het tijdstip van doorsturen;
5° de verschillende registratiemiddelen en hun technische specificaties die toegelaten zijn om zich te registreren;
6° welke gegevens niet moeten geregistreerd worden indien ze reeds op elektronische wijze elders beschikbaar zijn voor de overheid en gebruikt kunnen worden in het kader van deze wet.”.
Art. 9. In dezelfde afdeling 4, wordt een artikel 31quater ingevoegd, luidende :
“Art. 31quater. § 1. De bouwdirectie belast met de uitvoering stelt het registratiesysteem ter beschikking van de aannemers waarop zij een beroep doet, tenzij er onderling werd overeengekomen dat de aannemer een andere gelijkwaardige registratiewijze bedoeld in artikel 31ter, § 1, eerste lid, 2°, toepast.
Elke aannemer op wie de bouwdirectie belast met de uitvoering een beroep doet is ertoe gehouden het door deze bouwdirectie belast met de uitvoering ter beschikking gestelde registratiesysteem te gebruiken en het ter beschikking te stellen van de onderaannemers waarop hij een beroep doet of de registratiewijze bedoeld in artikel 31ter, § 1, eerste lid, 2°, toe te passen.
Elke onderaannemer op wie een aannemer bedoeld in het tweede lid een beroep doet is ertoe gehouden het hem door de aannemer ter beschikking gestelde registratiesysteem te gebruiken en het ter beschikking te stellen van de onderaannemers waarop hij een beroep doet, of de registratiewijze bedoeld in artikel 31ter, § 1, eerste lid, 2°, toe te passen.
Elke onderaannemer op wie een onderaannemer bedoeld in het derde lid of op wie elke volgende onderaannemer een beroep doet is ertoe gehouden het hem door de onderaannemer waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten ter beschikking gestelde registratiesysteem te gebruiken en het ter beschikking te stellen van de onderaannemers waarop hij een beroep doet, of de registratiewijze bedoeld in artikel 31ter, § 1, eerste lid, 2°, toe te passen.
§ 2. Indien de registratie gebeurt via een registratieapparaat op de bouwplaats, zijn de in paragraaf 1 bedoelde personen verantwoordelijk voor de levering, de plaatsing en de goede werking van het registratieapparaat op de tijdelijke of mobiele bouwplaats.
Indien de registratie gebeurt op een andere plaats treffen zij de nodige maatregelen opdat deze registratie dezelfde waarborgen biedt als de registratie die gebeurt op de bouwplaats.
De Koning kan, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de maatregelen bedoeld in deze paragraaf nader bepalen.”
Art. 10. In dezelfde afdeling 4, wordt een artikel 31quinquies ingevoegd, luidende :
“Art. 31quinquies. Elke aannemer en elke onderaannemer zorgt er voor dat de in artikel 31ter, § 2, eerste lid, bedoelde gegevens die betrekking hebben op zijn onderneming, daadwerkelijk en correct worden geregistreerd en doorgestuurd naar de gegevensbank.
Elke aannemer of onderaannemer die een beroep doet op een onderaannemer, neemt maatregelen opdat zijn medecontractant alle gegevens daadwerkelijk en correct registreert en doorstuurt naar de gegevensbank.
Elke aannemer en elke onderaannemer zorgt er voor dat elke persoon die in zijn opdracht de tijdelijke of mobiele bouwplaats betreedt, wordt geregistreerd, vooraleer deze bouwplaats te betreden.
De Koning kan, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de maatregelen bedoeld in het tweede lid nader bepalen.”.
Art. 11. In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 31sexies ingevoegd, luidende :
“Art. 31sexies. § 1. Elke persoon bedoeld in artikel 31bis, § 1, eerste lid, die zich aanbiedt op een tijdelijke of mobiele bouwplaats, is ertoe gehouden onmiddellijk en dagelijks zijn aanwezigheid op de bouwplaats te registreren.
§ 2. De werkgever is verantwoordelijk voor de aflevering van het registratiemiddel aan zijn werknemers, dat compatibel is met het op de bouwplaats gebruikte registratieapparaat.
De bouwdirectie belast met de uitvoering, de aannemer of de onderaannemer die een beroep doet op een zelfstandige is verantwoordelijk voor de aflevering aan deze zelfstandige van het registratiemiddel, dat compatibel is met het op de bouwplaats gebruikte registratieapparaat.
De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wie verantwoordelijk is voor de aflevering van het registratiemiddel voor de andere personen.
De Koning bepaalt ook, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat er onder deze compatibiliteit wordt verstaan.
§ 3. Indien de registratie gebeurt op een andere plaats dan de bouwplaats, is § 1 niet van toepassing.
In dat geval treffen de in § 2, eerste tot derde lid bedoelde personen de nodige maatregelen opdat deze registratie daadwerkelijk gebeurt en dezelfde waarborgen biedt als de registratie die gebeurt op de bouwplaats.
De minister van Werk controleert of de registratie dezelfde waarborgen biedt als de registratie die gebeurt op de bouwplaats.”
Art. 12. In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 31septies ingevoegd, luidende :
“Art. 31septies. Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid mogen de sociale inspecteurs en de instellingen van sociale zekerheid, op voorwaarde van een voorafgaande machtiging vanwege de afdeling sociale zekerheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid bedoeld in artikel 37 van voormelde wet, de gegevens die opgenomen zijn in het registratiesysteem raadplegen, onderling uitwisselen en gebruiken in het kader van de uitoefening van de hun krachtens de wet toegewezen opdrachten.
De sociale inspecteurs mogen, op eigen initiatief of op verzoek, de in het eerste lid bedoelde gegevens meedelen aan buitenlandse inspectiediensten.
De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministeraad, de voorwaarden en de nadere regels waaronder de gegevens in de gegevensbank kunnen geraadpleegd worden, door :
1° elke persoon bedoeld in artikel 31bis, § 1,eerste lid : voor zijn eigen prestaties;
2° de opdrachtgever : voor zijn bouwplaats;
3° het openbaar bestuur : bij een overheidsopdracht;
4° de bouwdirectie belast met de uitvoering : voor het uitvoeren van zijn opdrachten met betrekking tot de bouwplaats;
5° de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering : voor het uitvoeren van zijn opdrachten met betrekking tot de bouwplaats;
6° de coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk : voor het uitvoeren van zijn opdrachten met betrekking tot de bouwplaats.”.
Art. 13. In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 31octies ingevoegd luidende :
“Art. 31octies. De verplichtingen in verband met de aanwezigheidsregistratie, die met toepassing van deze afdeling berusten bij de werkgever zijn, overeenkomstig artikel 19 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, ten laste van de gebruiker.”.
Art. 14. In hoofdstuk V van dezelfde wet, wordt, na artikel 31octies, ingevoegd bij artikel 13, een afdeling 5 ingevoegd, dat artikel 32 omvat, luidende :
“Afdeling 5. Coördinatiestructuur”.
HOOFDSTUK 4. – Intrekking en inwerkingtreding
Art. 15. De artikelen 2 tot 10 van de wet van 27 december 2012 tot invoering van de elektronische registratie van aanwezigheden op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen worden ingetrokken.
Art. 16. De bepalingen van deze wet treden in werking als volgt :
1° de artikelen 2 tot 5 treden in werking op 1 januari 2014;
2° de artikelen 6 tot 14 treden in werking op 1 april 2014;
3° de artikelen 1, 15 en 16 treden in werking op de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 8 december 2013.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK
Met ’s Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
Mevr. A. TURTELBOOM